Ontwikkelingen sinds De Doornenkroning van Jheronimus Bosch
Tijdens Vijf eeuwen psychiatrie krijgt u inzicht in de verschillende ontwikkelingen en behandelmethoden voor psychische en psychiatrische hulpverlening. Nieuwe inzichten en de veranderende positie in de maatschappij van mensen in psychische nood komen aan bod.

Startpunt is de humorenleer. Volgens de oude Grieken werd de gemoedstoestand van mensen bepaald door het (on)evenwicht tussen vier lichaamssappen of, in het Latijn, humores: bloed, gele gal, , zwarte gal en slijm. Al naargelang de overheersende humor, werden mensen grofweg ingedeeld in vier temperamenten. Ook aandoeningen werden toegeschreven aan een teveel of tekort aan bepaalde sappen. Het idee van de vier sappen werd door Hippocrates ontwikkeld, en door Galenus verder uitgebouwd. Het bleef overeind tijdens de gehele middeleeuwen en lang daarna, en werd pas halverwege de 19e eeuw definitief weerlegd.
Ook op bedevaart gaan naar het Belgische Geel was lange tijd belangrijk en in zwang. Hier werd Dymphna de patroonsheilige van de zinnelozen om hulp gevraagd.
Jan Wier uit Grave bestreed in de 16e eeuw het gangbare beeld dat zinnelozen verketterde heksen waren, maar juist hulp nodig hadden. Deze opvatting zorgde er in de 17e eeuw voor dat zinnelozen werden opgevangen in vernieuwde Dolhuizen. Hierbinnen stond een vaste dagindeling met vaste bezigheden centraal. In de volgende eeuw werden de eerste behandelmethodes ontwikkeld, van cafeïne tot rustgevende warme baden. In de 19e eeuw ontstonden er psychiatrische ziekenhuizen gesitueerd in de rustgevende natuur, om daar een behandeling te ondergaan. De krankzinnigenwet uit 1841 zorgde voor cliëntveiligheid en staatstoezicht. In de 20e eeuw komt via diverse acties de cliënt centraal te staan.

De data zijn gekoppeld aan de Bosch Lezingen in het Jheronimus Bosch Art Center.